
Jurisprudentie
AT0526
Datum uitspraak2005-03-10
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200500471/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200500471/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Verzoekster heeft bij brief van 24 november 2004 verweerder verzocht krachtens de Wet geluidhinder in samenhang met de Wet milieubeheer handhavingsmaatregelen te treffen ten aanzien van het niet naleven door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Prorail" van de verplichtingen van artikel 19 van het Besluit geluidhinder spoorwegen als gevolg waarvan door verzoekster geluidhinder wordt ondervonden.
Uitspraak
200500471/1.
Datum uitspraak: 10 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid "Belangenvereniging Aanwonenden Spoorlijn", gevestigd te Goes,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Kapelle,
verweerder.
1. Procesverloop
Verzoekster heeft bij brief van 24 november 2004 verweerder verzocht krachtens de Wet geluidhinder in samenhang met de Wet milieubeheer handhavingsmaatregelen te treffen ten aanzien van het niet naleven door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Prorail" van de verplichtingen van artikel 19 van het Besluit geluidhinder spoorwegen als gevolg waarvan door verzoekster geluidhinder wordt ondervonden.
Bij brief van 12 januari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht hangende haar bezwaar in deze aangelegenheid een voorlopige voorziening te treffen wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op dit verzoek.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 maart 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door ir. P.J. Gruijters, A. van Wijnen en A. Reimerink, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J. van den Berge, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Prorail, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, en R.R. Lourijsen en J. laFeber, gemachtigden, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 18.14, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan een ieder aan een bestuursorgaan dat bevoegd is tot toepassing van bestuursdwang, oplegging van een last onder dwangsom of intrekking van een vergunning of ontheffing, verzoeken een daartoe strekkende beschikking te geven.
Artikel 18.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt, voorzover hier van belang, dat de beschikking op een overeenkomstig artikel 18.14, eerste lid, gedaan verzoek zo spoedig mogelijk wordt gegeven, doch uiterlijk vier weken na de datum waarop het verzoek is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld.
2.2. Het door verzoekster ingediende verzoek tot het treffen van handhavingsmiddelen is naar de Voorzitter aanneemt bij verweerder op 29 november 2004 binnengekomen. Ter zitting is vanwege Prorail uiteengezet, dat er naar haar mening geen sprake is van een wijziging in de zin van artikel 19 en volgende van het Besluit geluidhinder spoorwegen. Door verweerder is onder meer gesteld dat ook verzoekster gebaat is bij een weloverwogen besluit, op grond waarvan de gestelde geluidsoverlast daadwerkelijk kan worden aangepakt. Dit neemt echter niet weg dat verweerder niet tijdig, binnen de in artikel 18.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer gestelde termijn van vier weken, op het verzoek heeft beslist.
2.3. De Voorzitter ziet, gelet op het vorenstaande, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. treft de voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Kapelle wordt opgedragen binnen twee weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een beslissing op het verzoek te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
II. gelast dat de gemeente Kapelle aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Sparreboom
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2005
195-433.